Seksueel geweld en oplichting deel 2 – hoe ontmasker je de daders?

A confidence trickIn het eerste deel van dit artikel beschreef ik hoe seksueel geweld in de meeste gevallen meer weg heeft van oplichterspraktijken dan van fysiek geweld. Daders maken liever gebruik van hun woorden dan van hun vuisten. In mijn artikel over maatschappelijke veranderingen beschreef ik dan ook dat we moeten ophouden met oplichters als helden af te schilderen.

Er zijn helaas boeken, films en series vol lyrische beschrijvingen van hoe slim, briljant, grappig en, nou ja, “leuk” oplichters zijn. Dus het is lastig om niet in hun praktijken te trappen. Je staat er alleen voor. Wat kun je dan toch doen om te zorgen dat je geen slachtoffer wordt?

Oplichting is een aanval

Om even de basis neer te zetten: oplichting, en het seksueel geweld dat daar zo op lijkt, is gewoon een aanval. Woorden zijn niet onschuldig. Zowel bij oplichting als bij seksueel geweld gaat het erom dat je nooit zou instemmen met datgene wat gaat gebeuren als je het hele plaatje had.

Daders beschrijven zichzelf meestal niet als verkrachter, maar zeggen “‘Nee’ is het begin – maar we gaan natuurlijk alles aan doen om daar een ‘ja’ van te maken”. Ze verspreiden allerlei tips onder elkaar, van YouTube-filmpjes tot congressentot handboeken die onder studenten de ronde doen. Ze weten dus donders goed dat het slachtoffer dit niet wil. Dit is een aanval. Dit mag niet. En hier mag je je dus tegen verdedigen. Dat recht heb je.

Kan iedereen slachtoffer worden?

Nu we dit helder hebben, is het belangrijk dat we snappen wat het echte probleem is. Zoals gezegd: het meeste seksueel geweld, de meeste verkrachtingen en aanrandingen en misbruik, wordt gepleegd met woorden en niet met fysiek geweld. Ja, de “enge man in de bosjes” bestaat ook, maar hij is maar een heel klein percentage van daders, en meestal veel minder moeilijk om je tegen te verdedigen dan de vlotte, knappe jongens met de snelle babbel.

In The Confidence Game* beschrijft Maria Konnikova een hele reeks aan methoden van oplichterij. De eerste conclusie uit allerlei onderzoeken is: er bestaat niet zoiets als een “victim profile”, een “type persoon” die makkelijk in de val trapt (p49). Ditzelfde weten we ook van slachtoffers van seksueel geweld: er loopt geen rode draad door degenen die slachtoffer worden, ze zijn niet ergens aan te herkennen, ze vallen niet binnen een bepaalde groep.

Maar het gevolg dat veel mensen daaruit trekken: dat iedereen slachtoffer kan worden, klopt ook niet helemaal. Ook Konnikova lijkt een aantal van haar eigen argumenten uit het oog te verliezen. Ze beschrijft dat zelfs intelligente mensen met veel expertise slachtoffer worden, en leidt daaruit af dat een dader iedereen te grazen zou kunnen nemen. Maar ze vergeet daarbij haar eigen beschrijvingen van hoe ver daders gaan om eerst alles van hun potentiële slachtoffer te weten te komen.

Net zoals met seksueel geweld is het dus zeker niet zo dat een dader een willekeurig slachtoffer pakt. Er gaat een gerichte voorbereiding aan vooraf. De beste vorm van zelfverdediging is dan ook: ervoor zorgen dat de dader ergens tijdens dat voorbereidingsproces zelf al de beslissing neemt om het niet bij jou te proberen.

“Het kan iedereen overkomen” klinkt wat mij betreft teveel als je erbij neer leggen. En dat kan ik niemand aanraden. De enigen die daar baat bij hebben zijn daders.

Kun je daders herkennen?

In praktische zin: nee, je kunt daders niet herkennen. Ook hier zijn boeken over vol geschreven, maar in werkelijkheid, “in het wild”, is dit niet werkend te krijgen. Proberen een dader te herkennen is de slechtste manier om te proberen jezelf veilig te houden.

Ten eerste: allerlei “psychologiseren”, proberen in het hoofd van de ander te kijken, proberen te begrijpen waarom iemand iets doet, vergroot bij de meeste mensen de empathie, en dat maakt ons juist kwetsbaarder voor wat daders doen. Met hun vlotte babbel hebben ze altijd een goede reden waarom. En, zoals Dr Stout beschrijft in The Sociopath Next Door**: het favoriete wapen van daders is de krokodillentranen. Keer op keer zien we dan ook dat het slachtoffer achterblijft met empathie voor de dader, terwijl de dader 0 empathie heeft voor het slachtoffer.

Ten tweede is het helemaal niet leuk om je leven door te gaan met achter iedereen een dader zoeken, de woorden van iedereen om je heen wegen, constant achterdochtig zijn en over je schouder kijken. Dat is ook geen zelfverdediging, want het maakt je leven niet beter.

Daarom is het belangrijk om een scheiding te maken tussen “begrijpen wat daders over het algemeen doen” en “tegenmaatregelen verzinnen”. Konnikova beschrijft heel mooi wat oplichters doen – en wat 1-op-1 geldt voor daders van seksueel geweld. Dat kunnen we vervolgens gebruiken om te verzinnen wat we daar tegen kunnen doen.

De eerste mooie beschrijving die Konnikova gebruikt is dat daders “exceptional creators of drama” zijn (p46). Daders creëren een verhaal, en jij bent de speelbal in dat dramatische verhaal. Dit zie je ook bij daders van seksueel geweld. Er is altijd een heel goed verhaal, en de bedoeling is dat jij meegesleept wordt in deze tragedie die alles bevat: liefde, hoop, het lot, geluk – en alle andere ingrediënten van grootse vertellingen.

Punt is natuurlijk dat je dat zelf niet doorhebt, want “verhalen” is hoe wij de wereld ervaren. Daders charmeren nooit alleen hun slachtoffers: ze charmeren ook de omstanders. Omstanders worden dan gemakkelijk tot sleutelfiguren in het verhaal van de dader. Soms kiezen ze expliciet de kant van de dader, soms vinden ze dat jij “niet te hard van stapel moet lopen” of meer empathie moet hebben.

Kun je leugens herkennen?

Er zijn allerlei “volkswijsheden” over hoe je leugens zou kunnen herkennen. Leugenaars zouden je niet aankijken, ze zouden nerveus zijn, veel uuhs en aahhs gebruiken, en ze zouden allerlei gedrag vertonen waaraan je ze kon herkennen. Helaas zijn dit allemaal broodje aap-verhalen. Er is niet niets waar je aan kunt zien dat iemand liegt. Niets.

Sterker nog: de kans is groot dat als je denkt aan iemand te kunnen zien dat hij liegt, je te maken hebt met iemand die juist niet liegt. Mensen die hoog scoren op de eigenschap “machiavellisme” (gebruik maken van leugens, manipulatie, agressie etc voor eigen gewin) worden juist significant meer geloofd als ze liegen. De verhalen van de oplichters in Konnikova’s boek worden gekenmerkt doordat de oplichter keer op keer op keer weer wordt vertrouwd – zelfs door mensen die begrijpen dat de oplichter een oplichter is.

Het Engelse woord voor “oplichter”, “confidence man” komt zelfs van het woord “vertrouwen”. Wij mensen denken vaak dat iemand die blaakt van het zelfvertrouwen de waarheid spreekt – het tegenovergestelde van de zenuwachtige persoon die veel uuhh en aahhh zegt. Want zelfvertrouwen zal wel betekenen dat hij weet waarover hij het heeft en dat hij niks te verbergen heeft. Maar niets is minder waar.

Zelf ben ik zelfvertrouwen juist als rode vlag gaan zien – de mensen die ik ben tegengekomen die tjokvol zelfvertrouwen zaten, gaven gewoon niks om het lot van anderen. Ze waren niet kalm omdat ze de waarheid spraken, maar omdat het ze niks kon schelen of ze wel of niet de waarheid spraken. Kijk alleen maar naar de niet-aflatende stroom spiri-oplichters die Twitteraar Sjamadriaan in beeld brengt: allemaal blaken ze van het zelfvertrouwen.

Je zou zelfs kunnen zeggen – bizar genoeg – dat het charmeren van anderen ook op papier goed werkt. Over de oplichter die steeds weer terug komt, Fred Demara, wordt terloops even gezegd dat hij bij verschillende kerken waar hij zich bij aansloot verdacht, werd van seksueel misbruik (p78). Maar meer wordt er niet over gezegd, en Konnikova noemt Demara op meerdere momenten “een echte kunstenaar”.

Dat is natuurlijk onzin: met heel veel oefening en heel veel voorbereiding de situatie helemaal naar je hand zetten en mensen van wie je bewust hebt gezorgd dat ze niks door hebben tot slachtoffer maken, is geen prestatie. Laat staan een “kunst”. In mijn vorige artikel waarschuwde ik al voor het verheerlijken van oplichters; Konnikova doet dit helaas aan de lopende band. Maar het is ook een terugkerend verhaal dat zelfs degenen die zelf zijn opgelicht, nog positief praten over de oplichter – dat hij “diep van binnen” toch een goed mens zou zijn.

Dit herkennen we natuurlijk direct van seksueel geweld. Een afweermechanisme van ons brein zorgt ervoor dat slachtoffers van seksueel geweld vaak zichzelf de schuld geven. Dat is natuurlijk niet waar, maar om de waarheid niet onder ogen te hoeven zien, moet de echte dader buiten beeld blijven. En dus werken ook slachtoffers vaak mee aan het “ontschuldigen” van de dader. Pas nadat het slachtoffer een evidence-based traumabehandeling heeft gehad, wordt de blik meestal weer helder en kan de schuld neergelegd worden waar hij thuis hoort.

Maar ook omstanders werken vaak mee aan het ontschuldigen van daders. Vaak alleen al door het simpele feit dat de meeste mensen moeite hebben met bevatten dat er ook mensen bestaan die slechte dingen doen.

Daarnaast zien we dat mannen die grensoverschrijdend seksueel gedrag vertonen, meestal niet geweerd worden uit een gemeenschap, maar zelfs gekoesterd. Je kent vast wel jongens die keer op keer de fout in gaan, maar toch een voor een met alle meiden in een vriendinnengroep een “relatie” hebben. Ons brein, onze cultuur, heeft helaas allerlei methoden om daders weer onderdeel van de gemeenschap te maken, ook al schaadt dat slachtoffers.

Wat moet ik met al deze informatie?

Het lijkt dus alsof de situatie nogal somber is. Daders zijn ervaren charmeurs, ze bouwen een verhaal om ons heen dat we niet zien, en ze charmeren ook nog eens de mensen om ons heen. Is er dan niets wat we kunnen doen? Jazeker wel, maar het is niet de richting waarop we vaak denken.

Proberen de leugenaar als leugenaar te ontmaskeren, de dader als dader, of zelfs de leugen als leugen, is niet de manier. Daar heeft de leugenaar namelijk heel veel tijd en energie in gestoken. Het is het dikste, sterkste deel van zijn harnas en het heeft weinig zin daar je pijlen op te richten.

Maar uiteindelijk is een dader altijd iemand die iets van jou wil. In het beste geval maakt het hem niet uit wat jij wil; in het slechtste geval vind hij het zelfs fijn dat jij het niet wil. Alle voorbereidingen en handelingen van de dader zijn erop gericht jou onzeker te maken over wat je wil, en je te laten instemmen met dingen die jij niet wil. Want je bent een goed mens, dus ook al blijkt dat je ingestemd hebt met iets dat je niet wil, je zal jezelf aan die instemming willen houden. Beloofd is beloofd, toch?

De beste zelfverdediging is dan ook een verdediging tegen dit mechanisme. Dat bestaat uit twee dingen: 1) jezelf de tijd geven; en 2) je eigen belofte mogen breken.

Jezelf de tijd geven

Een belangrijk onderdeel van wat daders doen, is jou proberen af te snijden van je resources. Je weg halen of weg houden bij je vrienden. Het moeilijk maken om weg te gaan. Je weg houden bij de wettelijke middelen die je hebt. En – je afsnijden van de tijd om na te denken. Van het kleinste goocheltrucje tot de grootste oplichting: het is niet de bedoeling dat je er rationeel over kunt nadenken.

Daarom is het altijd: “dit aanbod is maar beperkte tijd geldig” – “je moet nu kiezen” – “zo’n kans krijg je nooit meer” enzovoorts enzovoorts. Want als je geen tijd krijgt om ergens rationeel over na te denken, is de kans veel groter dat je een beslissing neemt die goed is voor de ander. Want wat bepaalt het meest hoe we beslissen? Of we iemand “mogen”. En aangezien daders charmeurs zijn, is de kans groot dat we beslissen op basis van het feit dat we hem mogen – tenzij we de kans krijgen om na te denken.

Om te voorkomen dat jij logisch kan nadenken, voeren daders dus de tijdsdruk op. Maar ze voeren alle soorten druk op. Eerder in dit artikel noemde ik al dat daders drama creëren. Daarmee wordt de druk opgevoerd die jou in een bepaalde richting duwt. Verder maken daders gebruik van alle mogelijke toneelstukjes, van boosheid tot krokodillentranen, om de emotionele druk op te voeren. En ze gebruiken allerlei trucjes om de sociale druk op te voeren – bijvoorbeeld het idee dat “nee” zeggen niet zou mogen of belachelijk zou zijn.

Het is daarom essentieel dat jij jezelf de tijd geeft. Door momenten voor jezelf te creëren om wel even rationeel na te denken. Door vriendinnen te spreken die de jongen die je net hebt ontmoet niet helemaal geweldig vinden. En door tijdens het moment dat de ander tegen je staat te praten even afstand te nemen, en jezelf gewoon de stilte te gunnen. En als er dan een stilte valt, die gewoon laten bestaan, en de ander even te observeren.

Je eigen belofte mogen breken

Hopelijk is uit het stuk hierboven al duidelijk geworden dat je daders van allerlei ellende in het wild niet gaat herkennen. Als je van jezelf alleen mag handelen als je die ander echt een klootzak vindt, dan ga je nooit handelen. Het belangrijkst is dus om jezelf toestemming te geven om voor jezelf te zorgen, ook als je dat zelf “niet netjes” of “niet aardig” vindt tegenover de ander.

En dat betekent dus ook: mogen terugkomen op een belofte of toezegging. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Je mag altijd op je woord terugkomen. “Ik weet dat ik net zei dat ik dit zou doen, maar ik besef nu dat ik dat niet wil.” “Ik ga toch lieve naar huis.” Of, als je dat lastig vindt: “Ik voel me niet lekker, dus ik ga nu naar huis.” Ook als het niet waar is. Een leugentje om jezelf in veiligheid te brengen, maakt van jou geen slecht mens.

En misschien is dit wel een punt dat je wel kunt herkennen: de belangrijkste test is of je weg mag. Een dader kun je herkennen aan het feit dat hij moeilijk doet als jij weg wil. Dat is de grootste rode vlag die er is. Als iemand niet wil dat je weggaat, is het des te belangrijker dat je daar weggaat.

Tenslotte

De ondertitel van Konnikova’s boek is “The psychology of the con and why we fall for it every time”. Dat is natuurlijk niet waar. Konnikova heeft een lijst samengesteld met geslaagde gevallen van oplichting. Ze is niet op zoek gegaan naar alle gevallen waarin ofwel de oplichter zelf is afgehaakt, ofwel het beoogde slachtoffer is ontkomen. Dit heet in de wetenschap “sampling bias”: de populatie waar je naar kijkt is niet random maar bevat meer leden van één type. Konnikova impliceert dat je een oplichter op elk willekeurig mens kunt afsturen en dat het hem zal lukken de ander op te lichten – maar haar eigen argumenten spreken dat al tegen.

Wat dat betreft vind ik de conclusies en de ondertitel van dit boek onverantwoord. Jij kunt die persoon zijn waarvan een dader denkt, “Kak! hier ga ik niet goed uit komen, beter stop ik nu.” Jij kunt degene zijn die een vriendin uit de klauwen van een dader redt. Jij kunt degene zijn die in een vriendinnengroep durft te zeggen dat jullie die ene jongen maar niet meer moeten toelaten. Jij kunt degene zijn waardoor anderen durven voor zichzelf te zorgen.

Want zoals gezegd: toegeven aan daders – aan alle mogelijke daders, of het nou oplichters, aanranders of andere figuren zijn – helpt alleen daders. Elke verkrachting die niet plaats vindt, is er één. Elke keer dat je weggaat uit een situatie, en er gebeurt niks, is een win. Elk moment dat je niet beschadigt wordt, is pure winst.

Lees ook Seksueel geweld en oplichting – deel 1
—————————————————————————————————–
* Konnikova, Maria. The Confidence Game. New York: Viking 2016.
** Stout, Martha. The Sociopath Next Door. New York: Broadway Books 2005.

Edit: in een eerdere versie van dit artikel stond de naam van een Nederlandse influencer negatief vernoemd. De aantijging heb ik niet zelf onderzocht en dus verwijderd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *