Hoe weet je of je iets kunt? Hoe weet je of je iets kunt leren? Hoe weet je hoe ver je kunt komen? Misschien is je antwoord: “Ik kan het proberen.”
Interessant woord, dat “proberen”. Het betekent proeven. Je proeft een stukje van een nieuw gerecht om te kijken of je het lekker vindt. In het Japans is “proberen” een samenstelling. Letterlijk staat er “iets doen en achteraf kijken hoe het was.” Dat geeft een heel ander idee, toch? Je gaat het niet een beetje doen. Je gaat het helemaal doen.
Helaas maakt het denken in termen van aangeboren eigenschappen weer een come-back. “Vrouwen zijn zo, mannen zijn zus.” De vragen bovenaan de post komen ook uit die gedachtegang. Ze geven je het idee dat je een bepaalde hoeveelheid talent hebt, en dat je van te voren zou kunnen weten hoe ver je daarmee kunt komen. Dus als je iets een beetje doet, weet je of je talent hebt, en of je dus moet doorgaan of stoppen.
De wetenschap zegt iets anders.
Wat is je instelling?
In het boek Mindset beschrijft Carol Dweck twee tegengestelde meningen over kunnen. Mening 1, de “fixed mindset”: je wordt geboren met een bepaalde hoeveelheid talent, intelligentie, competentie, noem maar op. Meer dan dat kun je niet bereiken. Dus tja, in principe zou je dan in het begin al kunnen weten hoe ver je kunt komen.
Je kunt tegenwoordig tests kopen om te kijken hoe je DNA eruit ziet, en wat voor afstamming je hebt. De gedachte hier is dat je afkomst veel zegt over je mogelijkheden, over waar je bij hoort en waar je voor voorbestemd bent. In de 19de en begin 20ste eeuw was dat ook heel erg in: de wetenschap van toen zei dat je aan iemand’s gezicht, de vorm van iemand’s hoofd en dergelijke kunt zien wat iemand’s karakter is.
Inmiddels weten we dat dat onzin is. Sterker nog: het is gevaarlijke onzin. Ten eerste wordt het altijd gebruikt om anderen in te delen in ongewenste groepen: “mensen met doorlopende wenkbrauwen zijn criminelen” was het vroeger; “vrouwen zijn niet geschikt voor de IT” is het nu. In beide gevallen beschouw je de ander niet als volwaardig mens. Dit is hoe haat en geweld beginnen: met othering, de ander, om aangeboren eigenschappen waar diegene geen controle over heeft, als minder dan mens zien.
Maar als je het op jezelf toepast, is het ook schadelijk. Een vreemd gevolg van deze gedachtegang is namelijk dat je het gevoel hebt dat je jezelf moet bewijzen. Je moet namelijk laten zien dat je wel gebruik maakt van al dat talent dat je gekregen hebt. Het gaat immers over jou als geheel. Als je zakt voor die toets zak je als mens, want je talent is wat je bent.
Als je in deze fixed mindset gelooft, zie je vaak iedere les als een test. En zoals dat gaat bij tests, maak je jezelf zenuwachtig. Je maakt je immers zorgen over de uitkomst – ben ik wel goed genoeg? Door die zenuwen wordt je gespannen, en dan zijn je spieren strakker. Daarnaast is je hoofd al deels bezet met zorgen over de uitslag. Deze twee dingen zorgen ervoor dat je niet goed kunt leren.
Daarnaast ga je proberen te voorkomen dat je fouten gaat maken. Fouten betekenen immers dat je als mens niet goed genoeg bent. En zo ga je dingen waarbij je kunt “falen” vermijden. Als je in de fixed mindset gelooft, wil je liever niet bijleren, want dan loop je het risico dat je nog meer fouten maakt, en nog meer zakt als mens.
Er bestaat ook een andere mening. Mening 2, de “growth mindset”, zegt: talent bepaalt niet zoveel. Het gaat vooral om hoe hard je ergens aan werkt. En je kunt van tevoren niet eens weten hoe ver je kunt komen. Mensen die deze mindset hebben, hebben geen definitie van “falen”.
Eh, wacht, wat?
Ze hebben geen idee wat het woord “falen” zou moeten betekenen. Dweck citeert een schoolmeisje: “Ook als ik het antwoord niet zeker weet, steek ik toch mijn vinger op, want als ik het fout heb, corrigeert de leraar me, en dan weet ik het daarna wel.”
Dit meisje heeft geen definitie van “falen”. Het enige dat falen voor haar is, is input. Sterker nog, ze wil falen, want falen is input krijgen, en input krijgen is leren en leren is beter worden.
Je kunt niet leren zonder input. Vooral met fysiek leren merk je dat. Input vertelt je hoe je lichaam werkt, hoe het lichaam van de ander reageert op jouw input. Je kunt dat alles niet leren van filmpjes, door nadoen, of uit een boek. Je moet gaan bewegen, en dan wel bewegen met een ander mens.
Je kunt niet leren zonder input
Naast zelfverdediging geef ik les in tai ji quan. Vaak wordt dat gegeven als een set bewegingen die je uit je hoofd gaat leren. En de manier waarop wij allemaal hebben leren leren, is door iets te doen en kritiek te krijgen. Je probeert iets, en de leraar zegt of je het goed of fout doet. Bijna alle toetsen zitten zo in elkaar, toch? Er is één juist antwoord, en dat is het antwoord dat je moet geven.
Een voorbeeld: ik gaf mijn leerlingen een keer de opdracht om twee bewegingen te integreren. Ik vroeg hen te onderzoeken wat het probleem was waar deze bewegingen het antwoord op waren, en hun antwoorden werkend te krijgen. Aan het einde van de les liet ik twee leerlingen hun bevindingen demonstreren.
Na de demonstraties vroegen de leerlingen welke van de twee “goed” was. Want er is maar één antwoord, toch?
Maar zo zit bewegen niet in elkaar. Het antwoord dat werkt is het goede antwoord. Ze hadden allebei het probleem anders geïnterpreteerd. Dus ze hadden ook een andere oplossing. De ene was niet beter dan de andere.
Rory Miller beschrijft dat kritiek leveren de slechtst mogelijke vorm van lesgeven is. De beste manier van leren is namelijk experimenteren. En met kritiek leveren, bestraf je mensen voor het experimenteren. Je leert mensen af om te leren.
Dat is precies wat de fixed mindset doet. Hij bestraft je voor je poging om iets te leren. Als leraar zie ik hoe verlammend dat is. Leerlingen durven niet te experimenteren, omdat ze bang zijn dat ze het fout doen. Als je zelfverdediging gaat leren, kom je een heel aantal drempels tegen. Maar de drempel die aan alles vooraf gaat is: de drempel om te durven experimenteren. Niet proberen, maar doen, om achteraf te zien hoe het was.
Denken met je lichaam
Oude Chinese gevechtsmethoden zoals tai ji zijn vaak afgekeken van dieren. Witte Kraanvogel, Slang, Tijger. Als ik daarin mijn eigen school zou maken, zou ik hem Octopus stijl noemen. Dat klinkt een beetje melig, maar ik ben eigenlijk heel serieus. Inktvis Kung Fu © is echt.
Er is een stroming in de psychologie die “embodied cognition” heet. Het idee hierachter is dat wat voor lichaam je hebt, bepaalt hoe je denkt en hoe je de wereld ervaart. Je lichaam bepaalt “hoe het is” om jou te zijn. Vroeger dachten we dat al het denken in je hoofd plaats vindt, en dat we eigenlijk niks kunnen zeggen over jouw relatie met de buitenwereld.
Langzaam zijn we in de afgelopen eeuw dan begonnen te begrijpen dat dat niet klopt. Vaak als mensen iets nieuws zien, raken ze het aan. Als je vraagt waarom, krijg je meestal als antwoord “Om te zien of het écht is”. Een groot gedeelte van hoe we de wereld ervaren, wordt dus bepaald door hoe we dingen om ons heen kunnen aanraken.
Een leuk boek over de intelligentie van octopussen is Other Minds, van Godfrey-Smith. Maar waar hij verschillen opmerkt tussen de geest van de octopus en die van de mens, zie ik nou juist overeenkomsten. En ik denk dat we veel kunnen leren over het fysieke aspect van zelfverdediging als we wat octopusiger kunnen worden.
Het grote verschil tussen octopussen en mensen is dat mensen één centraal brein hebben, terwijl octopussen daarnaast ook nog een aparte breinen hebben voor elke arm. Elke arm kan dus zelf een beetje bepalen wat hij doet, en onafhankelijk beslissingen nemen.
Maar Godfrey-Smith beschrijft een leuk experiment waarbij mensen een voorwerp moeten pakken dat plotseling wordt verplaatst. Hun hand verandert daarbij ook van koers, maar achteraf blijkt dat mensen geen idee hebben dat ze dit doen.
In de les heb je dit misschien al ervaren. Als je probeert iemand te slaan, en diegene beweegt uit de baan van je hand, is het nog lastig om je hand rechtdoor te laten gaan, in plaats van het bewegende doel te volgen. Dus in plaats van dat je actief bijstuurt, moet je je best doen om te zorgen dat je arm niet uit zichzelf bijstuurt!
De 17de eeuwse zen-meester Takuan beschrijft dit al in zijn brieven over onbewogen zijn. Je hoeft niet te proberen je benen rationeel te bewegen of je armen rationeel dingen te laten doen. Je wil iets bereiken, en je armen en benen weten welke handelingen ze moeten uitvoeren om dat voor elkaar te krijgen.
Octopussen zijn zo intelligent, dat we geen pijnlijke experimenten meer op ze doen. Ze hebben zeer variërende karakters. Ze kunnen verschillende mensen onderscheiden; sommige verzorgers begroeten ze met een aanraking, anderen spuiten ze water in hun gezicht. Ze schieten met water lampen uit, ze gebruiken gereedschap, en nog veel meer.
Maar ze leven maar twee tot vier jaar.
Ik vond dat erg droevig om te lezen. Zoveel mogelijkheden, zoveel intelligentie, en zoveel nieuwsgierigheid, en dan maar zo kort leven. Maar toen dacht ik: zijn wij niet allemaal ook zo? Octopussen hebben waarschijnlijk een idee van hoe het is om een octopus te zijn. Dus er is best kans dat ze weten dat ze maar kort leven. En toch gaan ze er elke dag op uit. Zelfs in gevangenschap blijven ze doen, blijven ze experimenteren, blijven ze leren.
Doen wat werkt
Een van de dingen die de growth mindset voor je doet, is dat het de beoordeling van jou als persoon stopt. En die beoordeling is zeer verlammend. In de fixed mindset sta je voortdurend onder een vergrootglas, en met elke stap kun je niet goed genoeg blijken te zijn. In de growth mindset… is er eigenlijk geen “jij”.
Dat vind ik eigenlijk heel bevrijdend. In zen zie je dit ook weer terug. 無我 (“muga”): geen ik. Pas als er geen ik meer is, die zich moet bewijzen, kan ik vrij zijn om te experimenteren. En als ik kan experimenteren, weet ik niet hoe ver ik kan komen.
Er zijn heel veel wegen die naar de fixed mindset leiden, helaas. Elke keer als je het idee hebt dat je jezelf moet bewijzen. Elke keer dat mensen beginnen over “talent”, “destiny”, aangeboren eigenschappen, externe factoren, noem maar op. Uit Dweck’s onderzoek blijkt dat als deze mindset getriggerd wordt, we het meestal opgeven. Dat we juist niet verder willen leren.
Nu de discussie over aangeboren eigenschappen weer in de mode is, praten mensen graag over welke mindset nou “waar” is. Welke is echt? Is het niet zo dat er zoiets als talent bestaat, en heeft dat geen invloed?
Eigenlijk zijn die vragen niet zo interessant. Zelfverdediging gaat niet over wat precies allemaal objectief waar is. Zelfverdediging heeft een doel: ik ga vanavond veilig weer naar huis. Zelfverdediging gaat over doen wat werkt. En uit Dweck’s onderzoek blijkt dat als je in de growth mindset zit, je heel ver komt, en als je in de fixed mindset zit, je het opgeeft. Het maakt niet uit welke waar is. Wat uitmaakt is of je verder komt of niet.
Het gaat er dus om, net zoals zo vaak bij zelfverdediging, welke beslissing je neemt, en wat voor actie je daaraan verbindt.
In deze blogpost heb ik geprobeerd uit te leggen wat volgens mij het achterliggende principe van “leren” is. In de volgende geef ik concrete tips over hoe je hiermee aan de slag kunt.